Zoetsappig verhaal

Vorige week stond ik alweer in de krant, samen met redacteur (Hans Puik) had ik de tekst  opgesteld. Vanaf dat moment lag het in de la totdat er plaats zou zijn in de PZC, dat was dus 25 feb het geval, maar de eindredactie is er nog overheen gegaan, ik vind het een wat zoetsappig verhaal geworden, maar gezien de reacties is het wel gelezen. Hieronder het oorspronkelijke stuk.

 

Eens een Zeeuw / Weer even thuis

 

Het geboortehuis van Joel Geldof (57) staat in Driewegen, een dorp in de gemeente Borsele. Ze groeide op in een avontuurlijke woning met voldoende schuilplekken, een ‘hondenmuseum’ op de vliering en een kruipruimte tussen de eerste verdieping, het gedeelte dat werd gebruikt als huisartsenpraktijk.en tweede verdieping.

Van het dorp Driewegen weet Joel nog bijna alle voorzieningen uit haar jeugdtijd op te noemen. ,,De Gruyter kwam met een busje aan huis met kruideniersartikelen, en één keer per week stond de visboer aan de deur, die reed bij ons voor, m’n moeder was vaste klant en zo had die visboer nog meer vaste klanten in Driewegen waar hij aan huis kwam. In mijn lagereschooltijd waren er nog meerdere winkels in het dorp. De supermarkt van Gilles Goeree, waar ik snoep kocht voor een dubbeltje. Stond ik soms minutenlang te twijfelen tussen twee schuimblokken of een trekdrop. Naast de supermarkt zat een winkeltje, volgens mij heette de uitbaatster Dobbelaer. (Drine) Daar hing zo’n bijzondere geur, best lekker. Daar werden cadeautjes voor jarige klasgenootjes gekocht. Ook hadden we op het dorp nog de winkel van Smallegange, waar allerlei naaispullen werden verkocht. En de garage van Geert de Jager, daar kon je tanken of je band laten oppompen.”  

Veel fijne herinneringen, al heeft Joel ook minder leuke aandenken aan haar kindertijd. Daar later meer over. Eerst naar het begin. In 1963 werd ze geboren in het ‘doktershuis’ aan de Korteweg in Driewegen. Volgens overlevering van haar moeder ‘op aandringen van patiënten’. ,,Mijn ouders en twee oudere zussen waren een jaar eerder neergestreken in het grote huis, waar mijn vader de praktijk van dokter Folmer overnam. Een aantal patiënten vond dat er een Drieweegs dokterskind moest komen. Ik weet natuurlijk niet of dat echt waar is of dat het een gedachtenkronkel is geweest van m'n moeder zo'n 50 jaar later.” 

Joel’s ouders waren allebei rasechte Zeeuwen. Haar vader kwam oorspronkelijk uit Oostkapelle, haar moeder uit Vlissingen. ,,Thuis werd vooral ABN gesproken. In een lollige bui probeerde mijn vader wel Zeeuws, d.w.z. ‘Zuud-Bevelands’, maar dat kon hij niet. Hij kwam tenslotte van Walcheren en dat dialect klinkt heel anders.” 

Joel was het derde kind, later werd het gezin groter. In 1967 kreeg ze een broertje, in 1972 nog een zus. ,,Vooral in de vakantieperiode deden we veel samen. Ik herinner me de jaarlijkse zomervakantie van 3 weken naar Zuid-Frankrijk. We gingen altijd met een vouwwagen, met alle stress vooraf. We gingen als gezin ook naar de omgeving van Westhove bij Oostkapelle. Opa en oma Geldof woonden daar en dat combineerden we met een bezoek aan het bos en het strand. Zoveel jaar later praat ik nog steeds over het bos en het strand van opa Ceesie.”  

Vier keer per jaar bracht Joel op de fiets de rekeningen rond bij de ‘niet-Ziekenfondspatiënten’ van haar vader. ,,Ik wist bijna overal de weg in de Zak van Zuid-Beveland, Driewegen, Ovezande, Oudelande, Baarland, 's-Gravenpolder, 's-Heerenhoek, de patiënten kwamen uit heel de regio.” 

Met vijf kinderen in uiteenlopende leeftijden, een praktijk en apotheek aan huis, medewerking van assistente Mary, huishoudelijk hulp Janna en tuinman Piet is het voor te stellen dat het een drukke boel was in huize Geldof. ,,Het huis was avontuurlijk, door meerdere verbouwingen kende het verschillende delen. De praktijk en de bovenverdieping waren vernieuwd, de rest was een stuk ouder. De sfeer in huis was niet altijd even goed. Ik trok me terug op plekken waar ze me niet konden vinden, meestal werd ik niet eens gemist. Op de bovenverdieping was er een kast waar de vloerplankjes uit konden, ik was klein en dun en kon daar doorheen kruipen. Daar bevond ik me vlak boven de praktijk waar mijn vader patiënten ontving. Hij wist waarschijnlijk niet dat ik daar zat.

Na schooltijd ging Joel vaak spelen bij klasgenoten. ,,Bij Joke in Coudorpe, bij Annet van de kippenboer, waar ik leerde hoe het rook als een varken werd geslacht. Bij Ferry, die allemaal kippen en geiten had. En ik ging mee vissen met de jongens in de watergang. Dat vissen vond ik niet zo leuk, maar het buiten struinen des te leuker. Op latere leeftijd voetbalde ik als eerste meisje mee met de jongens van SVD.” Naast voetballen, leerde Joel ook koeien melken. ,,Op ‘De Loire’ bij Bep en Cor, een hoefje tussen Driewegen en Ellewoutsdijk. Daar heb ik uren tussen de koeien gezeten. Dieren zijn meer te vertrouwen dan mensen.” 

Joel was helemaal gek van honden en begon in de nok van het huis een eigen ‘hondenmuseum’, vlak onder het schuine dak. ,,Tussen de oude balken had ik mijn eigen wereldje gecreëerd met lappen en wasknijpers. Een soort tent met alles wat ik kon vinden en uitknippen over honden. Soms nam ik iemand mee naar mijn ‘hut’ en dan dronken we daar een kopje thee.” 

Op 11-jarige leeftijd kreeg Joel eindelijk de hond waar ze jarenlang om had gezeurd. ,,Een pup die ik zelf moest opvoeden. Dankzij mijn hond kwam ik terecht bij dierenpension De Ellewout. Op zaterdagmorgen verdiende ik daar een zakcentje bij. Op een dag werd mijn hond doodgereden, vreselijk vond ik dat. Gelukkig kwam er een nieuwe hond, ditmaal uit het asiel. Ook met hem ging ik overal naar toe in de omgeving en stookte ik vuurtjes aan de zeedijk.” 

Niet elke associatie met dieren was even leuk. Joel herinnert zich nog dat er in de jachttijd regelmatig werd aangebeld. "Deed ik de deur open en stond er een jager op de stoep met een haas." "Die is voe d’n dokter", zei hij dan. "Zo'n dode haas durfde ik niet aan te nemen. Vervolgens lag die haas 3 dagen in de bijkeuken en als je er even niet aan dacht stond je met je blote voeten op het vachtje van het dier, brr"   

Zoals gezegd, niet al haar herinneringen zijn even prettig. ,,Na verloop van tijd was het niet meer zo leuk thuis. Ik weet dat ik 's nachts als klein meisje naar de dorpsagent ben gegaan vanwege huiselijk geweld. Die nacht werd ik opgevangen, kreeg iets te drinken en bij de agent was een hele mooie, langharige poes. In mijn herinnering heb ik die eindeloos geaaid. Met mijn melding werd verder niets gedaan.” Toen Joel 14 jaar was vertrok haar moeder naar Zeeuws-Vlaanderen. ,,Een half jaar later volgden mijn broer en zus. Ik vond het vreselijk. Al snel kreeg mijn vader een relatie met een ‘patiënt’. Die dame was 19 jaar jonger dan hem en ze had twee kleine kinderen van 2 en 4 jaar. De band met die vrouw was al snel slecht, het zorgde voor een niet al te fijne sfeer in huis. Natuurlijk miste ik ook mijn broer en zus en moeder” 

De mooiste herinneringen heeft Joel aan de Zeeuwse natuur. ,,Ik kwam vaak bij ‘De Staart’ aan de Westerschelde, de Valdijk bij Nisse en het oude bietenspoorlijntje door de Zak van Zuid-Beveland. Mijn middelbare schooltijd was prettig vanwege de fietstochten. Klasgenoten woonden in Nisse en aan de Brilletjesdijk, zo leerde ik het gebied De Poel kennen. Een tijdje zorgde ik voor de geiten aan de Brilletjesdijk en liep ik met ze over de Valdijk en de wegelingen dwars door het Poelgebied. Het buitenleven heb ik altijd heerlijk gevonden. Lekker struinen door de natuur en geen gezeur aan je hoofd.”